Voorbereiding op de autonomie
De oorlogsperiode had het streven op Curaçao naar meer autonomie versneld. Het Westelijk deel van het Koninkrijk was het enige onbezette deel geweest. Daarbij ging het met name Curaçao, vanwege de brandstofproductie voor de Geallieerden, economisch voor de wind. Vanuit Londen kwam al op 21 maart 1941 het Koninklijk Besluit tot herstructurering van het Koninkrijk, met toezeggingen tot meer autonomie. In de oorlogsperiode hadden de Geallieerden in de “Atlantic Charter” afgesproken een nieuwe wereld van vrije, soevereine staten na te streven. De Verenigde Naties ging na de oorlog het dekolonisatieproces monitoren. Nederland wilde echter de eeuwenlange historische band met haar overzeese gebiedsdelen graag in een Unie behouden. In het nieuwe Koninkrijk zouden Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao volledige zelfbeschikking krijgen voor wat betreft hun interne aangelegenheden, maar bereid tot wederzijdse bijstand op voet van gelijkwaardigheid. Rond 1940 had Indonesië rond de 70 miljoen inwoners, Nederland bijna 9 miljoen, Suriname 140.000 en Curaçao (N.A). ca 108.000 inwoners.
De weg naar de autonomie voor Curaçao / De Nederlandse Antillen verliep via een nieuwe Staatsregeling (1948), waarin het Algemeen Kiesrecht werd ingevoerd; een Interimregeling, (1951) waarin ook de verhoudingen met de eilanden werden geregeld en als sluitstuk (?): het Statuut. Het Land, de eilandgebieden en haar autonomie werden in deze periode “gemaakt”. De status van Aruba, 1986, de "nation building"na het referendum van 1993 en ook de ontvlechting tussen de eilanden na de referenda van 2000-2005 komen in deze expositie aan bod. In deze tentoonstelling ziet U de hoofdrolspelers van deze periode in de sociaal economische context, in foto's, karikaturen en documenten.
Voor verder onderzoek over de Staatkundige Geschiedenis kunt u bij het Nationaal Archief Curaçao terecht met diverse originele bronnen.