Orale traditie

Orale traditie

Op Curaçao bestaan er kinderliederen die al vanaf de slavernijperiode werden gezongen. In die periode bestond er een sterke orale cultuur, waarbij kennis, gewoontes,  kunstuitingen, waaronder  ook liederen en verhalen,  mondeling van  generatie op generatie werden overgedragen. In  de twintigste eeuw groeide de belangstelling voor kinderliederen en ging men deze liederen vastleggen. Sommige werden al heel lang gezongen en overgedragen van ouder op kind, voordat zij voor het eerst op schrift werden gesteld.

Het  vastleggen van kinderliederen werd destijds voornamelijk door priesters gedaan die  geïnteresseerd waren in de zangspelletjes van de volkskinderen. Zo publiceerde de priester De Barbanson in de jaren 30 van de twintigste eeuw verschillende artikelen over kinder- en spelliedjes in het katholieke tijdschrift Lectuur voor de Leden van den Sint Dominicus-Penning.  De liedjes tekende hij zelf op. Bij gebrek aan moderne audio-opnameapparatuur registreerde hij slechts de teksten en geen muzieknotatie. Wel vroeg hij aan andere mensen van Curaçao of Bonaire of zij een bepaald lied ook kenden. In sommige van zijn artikelen vermeldde hij de varianten van liedjes.

In 1947 heeft N. van Meeteren in zijn boek Volkskunde van Curaçao ook geschreven over kinderspelen en kinderliedjes. Deze liedjes legde hij vast met zowel tekst als muzieknoten.

De volgende kinderliedjes zijn door van Meeteren vastgelegd:

  • Mi ta rikoe [Mi ta riku]
  • Sien Sien 
  • Pies pies, banjo [Pis pis baño]
  • Loena ku solo [Luna ku solo]
  • E kas, e kas n’ta bon trahá [e kas, e kas n’ta bon trahá]
  • Rondia bo dams
  • Mi ta tira e panda ki [mi ta tira e pant aki]
  • Nos ta bai Hoelanda [Nos ta bai Ulanda]

Eind jaren vijftig begonnen pater Paul Brenneker en Elis Juliana met het systematisch documenteren van de volkscultuur. Zij verzamelden materiële objecten, maar namen ook met gebruikmaking van een tape-recorder veel liederen en verhalen op, die beluisterd kunnen worden. Deze liederen en verhalen zijn destijds nagezongen en naverteld door afstammelingen van slaafgemaakten, soms geboren vóór de afschaffing van slavernij, door personen die de overgang hebben meegemaakt en door personen die na de afschaffing zijn geboren. Deze volksliederen en -verhalen werden via de yaya’s (kinderverzorgsters) ook aan de kinderen van de elite doorgegeven. De verzameling staat bekend als de Zikinzá-collectie [2].

In de Zikinzá-collectie zijn er kantika di mucha (kinderliederen), kantika di hasi yu drumi (wiegeliederen) en kantika di skol (schoolliederen) geregistreerd. Het inventarisonderzoek werd ten eerste conform de categorisatie van Zikinzá gedaan. Daar deze categorieën niet alle kinderliederen omvatten, en er een aantal liederen ontbrak waarvan men zeker wist dat het kinderliederen zijn, is men voor dit inventarisonderzoek op zoek gegaan naar meer kinderliederen om de bestaande lijst aan te vullen. Daarnaast is men gericht op zoek gegaan naar de zangers van de nummers, om te kijken of die meer kinderliederen hebben gezongen. Soms was dit inderdaad het geval. Ook heeft men gezocht naar kindergerelateerde termen in de titels van de liederen in het digitale bestand van de Zikinz a-collectie. Termen zoals mama, tata, mucha, skol, yu of yutchi [3].

Sommige van deze liederen zijn eerder ook door W. de Barbanson en N. van Meeteren geregistreerd. Liedteksten werden in de loop der tijd soms aangepast. Dit kon bijvoorbeeld gebeuren wanneer een woord niet meer goed werd begrepen, gehoord of onthouden daarom vervangen werd door een ander woord. Ook konden woorden in liedjes hun betekenis  verliezen en niet meer begrepen worden door de zangers, doordat de context was veranderd of omdat deze woorden niet meer werden gebruikt. Zie als een voorbeeld het lied ‘Nos ta bai Ulanda’, via de link.

[2] De Zikinzá-collectie is een gearchiveerde verzameling van ca. 1400 liederen en korte verhalen, opgenomen rond de jaren 1950 door pater Paul Brenneker en de etnograaf, schrijver en kunstenaar Elis Juliana, in hun etnografisch onderzoek over Afro-Curaçaose geschiedenis en geheugen. Deze collectie is systematisch gedocumenteerd en wordt bewaard door de stichting National Archaeological and Anthropological Memory Management (NAAM), en is deels te vinden op: https://dcdp.uoc.cw/zikinza_collection.

[3] Met dank aan Stephanie van Heijningen die dit vooronderzoek in opdracht van de UoC binnen het kader van het project Traveling Caribbean Heritage(TCH) heeft verricht.