George John Lionel Maduro
George werd geboren op 15 juli 1916 op Curaçao. Zijn vader Josua Maduro (1891-1964) en zijn moeder Rebecca Deborah “Beca” Maduro (1895-1992) waren neef en nicht en kwamen uit de welgestelde familie Levy Maduro. Hun opa was de beroemde oprichter van de firma S.E.L. Maduro & Sons, Salomon Elias Levy Maduro (1814-1893). George was als mannelijke erfopvolger van de 4e generatie, voorbestemd om als directeur van dit Curaçaos Sephardische handelshuis op te treden. Zijn opvoeding stond in het teken hiervan en al op zijn 10e werd hij door zijn ouders naar een Nederland gestuurd, waar hij anderhalf jaar basisschool, Lyceum en daarna het Gymnasium volgde.
Studie
Op zijn 18e werd George ingeschreven bij de Universiteit van Leiden als rechtenstudent. Dat was in het jaar 1934. George woonde eerst aan het Noordeinde 52 in Leiden, later met een aantal mede-studenten aan het adres Stille Rijn 11 in Leiden.
George kreeg niet de kans zijn opleiding te voltooien, hij was geen mr. in de rechten toen hij in concentratiekamp Dachau stierf. Zijn studietijd werd vaak onderbroken door zijn militaire dienstplicht die daar dwars doorheen liep. Een van de vrienden die George bij de Cavalerie ontmoette was Oncko van Wttewaal van Stoetwegen, met wie hij later in verzet zou gaan. De dienstplicht duurde twee jaar en werd vervuld in drie periodes: een eerste periode van twaalf maanden en dan twee periodes van zes maanden, met daartussen groot verlof. Al met al is hij tussen 1936-1939 met zijn dienstplicht bezig. Reden waarom hij nog niet was afgestudeerd toen de oorlog uitbrak en hij werd opgeroepen bij de mobilisatie van het Nederlandse leger.
Dienstplicht
De eerste periode van George’s dienstplicht – de periode van twaalf maanden - liep van 5 oktober 1936 tot en met 3 oktober 1937. Hij werd ingelijfd bij de Koninklijke Landmacht Regiment Huzaren als gewoon dienstplichtige van de lichting 1936 uit de gemeente Leiden. Op 3 okt 1937 kreeg hij de rang van Wachtmeester. Vervolgens werd hij in de eerste vervolgperiode van zes maanden opgeroepen op 1 januari 1938 – 4 juli 1938. Na die periode had hij de rang van Kornet. Op 4 augustus 1938 ging hij op vakantie naar de Verenigde Staten, waar zijn ouders tijdelijk woonden. Na de zomer van 1938 hebben zijn ouders hem niet meer in leven gezien. In januari 1939 werd het leger gereorganiseerd en werd hij ingedeeld bij het 4e Regiment Huzaren. Van 2 januari 1939 - 4 juli 1939 werd hij voor zijn laatste zes maanden opgeroepen. Zijn tante Ita, oom Henry (da Costa Gomez) en zijn nichtjes Lenny en Ena kwamen daarna nog een laatste keer naar Nederland en gingen samen met George naar Parijs.
Op 28 augustus 1939 mobiliseerde Nederland zijn leger. George melde zich op 29 augustus 1939 en werd aangesteld als reserve-tweede luitenant bij het 4e Regiment Huzaren. (KB 21 november 1939, no. 30). Ook zijn vriend Oncko werd opgeroepen.
Oorlog - Universiteit van Leiden: haard van verzet
Aan de Leidse universiteit doceerde Prof Eduard Meijers – een van de meest aanzienlijke rechtsgeleerden uit Nederland. In november 1940 werd hij door de Duitse bezetter gedwongen ontslag te nemen omdat hij Joods was. Meijers' oud-promovendus Rudolph Cleveringa hield op 26 november 1940 zijn beroemde protestrede hiertegen. De Leidse studenten kopieerden deze rede en verspreiden het naar alle Nederlandse Universiteiten. Cleveringa werd gearresteerd. De Leidse studenten, waaronder ook Eric Hazelhoff Roelfzema (“Soldaat van Oranje”), hielden een proteststaking. De Duitse bezetter “ontsloeg” daarop alle Leidse studenten en sloot de Leidse Universiteit. Erik Hazelhoff Roelfzema schreef in februari 1941 in zijn eentje het zogeheten 'Leids manifest', waarin de Leidse studenten zich tegen de “numerus clausus" keerden waarmee de Duitsers joodse studenten van de universiteiten wilden weren.
Erik Hazelhoff Roelfzema vluchtte in juni 1941 naar Engeland. Voordat hij vertrok nam hij contact op met George Maduro om hem te vragen met hem mee naar Engeland te vluchten. George gaf op dat moment aan in Nederland te zullen blijven. Volgens Roelfzema omdat “zijn verloofde een trekpleister met grote kracht was”.
Willemsorde
Het Duitse aanvalsplan om Nederland te bezetten Operatie “FAL GELB” was erop gericht zo snel mogelijk Den Haag binnen te vallen met luchtlandingstroepen, de regering en koningin in gijzeling te nemen en daarmee de capitulatie af te dwingen. De bedoeling was dat de strijd niet langer dan één dag zou duren. De slag om Den Haag mislukte echter voor de Duitsers. De vliegvelden rond Den Haag, Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg werden weliswaar ingenomen, maar de Nederlandse stijdkrachten konden ze terug veroveren. Bij de landing werden Duitse vliegtuigen in groten getale uitgeschakeld. Ca. 1.400 Duitse soldaten werden krijgsgevangen genomen. Het doel van de operatie werd zo bekend en de Koningin en Regering werden in allerijl naar Engeland overgebracht.
In deze “slag om Den Haag” speelde George een heldenrol, waarvoor hij na de oorlog postuum de Militaire Willemsorde heeft gekregen.
In de nacht van 9 op 10 mei werden Duitse parachutisten gedropt om alvast strategische posities in te nemen: een daarvan was Villa Dorrepaal, vanwege het bruggetje over de Vliet die toegang geeft naar Den Haag. Elf Duitse parachutisten werden in de nacht van 9 op 10 mei in nabije omgeving van deze villa gedropt. Zeven verschansten zich in de villa en hielden de tolbrug onder vuur, vier parachutisten bevonden zich buiten de villa. George kreeg bevel erop af te gaan, hij gaf de situatie door en werd gevraagd of de villa in te nemen was. George gaf aan dat dat wel te doen was. Hij had veertien man tot zijn beschikking (vijftien met hemzelf, ze hadden slechts één lichte mitrailleur bij zich). George stelde de miltrailleur op verschillende posities op en liet van verschillende hoeken op de villa schieten, om de vijand het idee te geven dat ze met zwaar geschut waren ingesloten. Hij liet dekkingsvuur openen en bij het vijfde schot rende hij als eerste de brug over, op dat moment werd nog uit de villa geschoten. Hoe dichter hij bij de villa kwam hoe minder er geschoten werd. In de villa aangekomen bleek dat de Duitsers zich in de kelder schuil hielden en gaven aan zich niet over te geven. Ze losten een schot naar boven. Er werd teruggeschoten, door een sergeant uit George groep, één Duitser raakte gewond waarna ze zich over gaven.
Verzet
Nederland capituleerde na het bombardement op Rotterdam. Beroepsmilitairen moesten de “Verklaring op Erewoord” tekenen. De meeste deden dat, de negenenzestig (69) die dat niet deden werden onmiddellijk naar een krijgsgevangenkamp afgevoerd. Dienstplichtigen en reserve personeel, zoals George, moesten zich laten registreren, met als doel later toch als krijgsgevangene te worden afgevoerd. George weigerde te tekenen. Hij werd in augustus 1940 twee weken in hechtenis genomen (Scheveningen – "Hotel Oranje") vanwege een incident in de meidagen van 1940, waarbij een van de militairen uit zijn groep betrokken was bij een schietincident toen de groep een erop uit gestuurd was om een spion op te pakken. De Duitsers wilden de naam van de schutter uit George's groep weten. George weigerde namen te noemen. Hij sloot zich aan bij het verzet, Leidse groep, kreeg valse identiteitspapieren en deed verzetswerk.
Onderduiken
Toen Erik Hazelhoff Roelfzema in juni 1941 naar Engeland vluchtte en contact opnam met George om hem te vragen mee te gaan, wees hij dit af. Hij gaf aan in een brief aan zijn ouders dat hij geen plannen had om te vluchten. Zijn vader zegt daarover in een van de correspondentiestukken: “Zijn verloofde was een trekpleister met grote kracht”
Wie was zijn vriendin?
Hedda Ingrid de Haseth Möller (21-2-1919)
George zat ondergedoken in Den Haag op verschillende adressen. Maar waar hij de meeste tijd doorbracht was bij Christine Wilhelmine Isabelle Wttewaall van Stoetwegen, de zus van zijn vriend Oncko. Zij woonde op de Statenlaan in Den Haag.
Christine Wilhelmine Isabelle Wttewaall van Stoetwegen is zeer bekend: direct na de oorlog werd ze lid van de Tweede Kamer, had zitting in de parlementaire enquête commissie over de Nederlandse regering in ballingschap. Fractieleider van de CHU. Stond bekend als de freule, de rode freule (vanwege haar stemgedrag) of de oranje freule (ze had goede banden met het Koningshuis, was bevriend met Juliana). George noemde haar "Bob".
Na de dood van George heeft ze gecorrespondeerd met de ouders van George (1945-1946). Die correspondentiestukken zijn na haar dood (1987) in het bezit gekomen van haar executeur-testamentair (Jonkheer Reneke Alexander van Swinderen, haar oom – broer van haar moeder). Zijn dochter, Henriette van Swinderen, heeft de stukken gevonden en overgedragen aan mw. Marjori Da Costa Gomez-Brandao in 2001. Daarna zijn ze beland in de Mongui Maduro Bibliotheek op Curaçao.
Christine Wttewaal van Stoetwegen zegt over George' vriendin “Ik vond het wel een aardig meisje toen maar allerminst een vrouw voor George. Ze maakte geen verliefde indruk en er waren voortdurend haken en oogen”.
De vriendschap werd beëindigd toen George zijn tweede gevangenschap doormaakte in Scheveningen (eind juni 1941 – 19 december 1941). Op de dag dat hij vrij kwam is Hedda getrouwd met . J.H.D. van der Kwast, directeur-generaal bij het ministerie van Economische Zaken, later algemeen directeur van de Koninklijke Jaarbeurs.
Onderduikadressen in Den Haag:
George had verschillende onderduikadressen, o.a. Statenlaan 95, Wassenaarseweg 98, Frederik Hendriklaan 111, Wassenaarseweg en Laan van Meerdervoort. Hij verbleef ook bij adressen van vrienden en het adres in Leiden.
Hoe kwam hij aan geld?
Eerst via een accountant van zijn ouders, later in de oorlog was dat niet meer mogelijk. Hij leende wat bij “Bob” en heeft op een gegeven moment via speculatie verdiend. Dat ging via een vriend van Oncko. Oncko woonde op de Laan van Meerdervoort 52, Den Haag. Maar zat ondergedoken in Amsterdam bij de firma Numan en Hansen, een makelaar in effecten. Oncko kende Jan van Boetzelaar, zoon van de firmant van deze firma goed. George leende 4.000 gulden bij hem, kocht een aandeel Koninklijke Olie, die door mw. Anna van Vredenburgh naar België mee werd genomen en daar verkocht. George kreeg toen 68.000 francs in handen. (1 franc was 8 cent – winst = 1.440 gulden) (N.B.: ook Jan van Boetzelaar is omgekomen in Duitse gevangenschap).
Met de winst op zijn aandeel Shell heeft hij o.a. zijn vlucht naar België (route naar Engeland) betaald in 1943.
Hoe zag onderduikleven eruit?
Hij begaf zich wel op straat, kwam ook in de trein. Hij had valse identiteitspapieren. Als hij bijvoorbeeld met “oom Bob” in de trein reisde, zorgden ze dat ze niet bij elkaar zaten, maar elkaar wel in de gaten konden houden. Ze konden elkaar waarschuwen als ze controles zagen. Hij had geen sleutel bij zich van de Statenlaan, hoewel hij daar het meest zat bij “oom Bob” (mocht nooit met sleutel op zich gevonden worden). Als hij op onderduikadres aankwam en er was niemand dan melde hij zich bij de buren (een gepensioneerd militair – overste Weyerman, met echtgenote, een echtpaar op leeftijd).
Verzetswerk
Van hem zijn toch verzetsdaden bekend geworden – die zijn bekend geworden via een Amerikaanse luitenant, piloot van een B17 bommenwerper (“Flying Fortress”) die hij in Brussel ontmoette, op zijn vluchtpoging naar Engeland. Deze Lt. Rothery Mc Keegan vertelde dat toen hij samen met George en Oncko zat te kaarten “Bridge” dat hij als verzetsman samen met Oncko, s nachts wapens uit Duitse barakken stal voor de ondergrondse organisatie en hij voerde spionageactiviteiten uit, m.n. het verzamelen van inlichtingen over mogelijke doelen, waarmee de RAF deze kon bombarderen.
Vlucht naar Engeland mislukt
Oncko en George vluchtten afzonderlijk naar België. Oncko eerst, ze ontmoeten elkaar in Antwerpen op een afgesproken plaats. Vlak voor George vertrok bezocht hij nog Dr. H.M. Alvares Correa in Amsterdam en deelde hem mee dat hij van plan was om de route van Ernest Cohen Henriques te volgen, die via Spanje naar Curaçao was gevlucht. (met als doel zijn ouders te informeren) – Cohen Henriquez kwam in november aan op Curaçao.
Op 2 juni 1943 gaat Oncko naar België. Oncko zat al een week ondergedoken bij mw. Lies van Altena, een contact die hij via de ondergrondse relaties had gekregen. Verschillende lijnen werden besproken. Uiteindelijk bood een lijn zich aan via dhr. Wolters, directeur van de firma Sinfina uit Brussel. Oncko en George moesten hun eigen naam opgeven, wat ze gedaan hadden, en hun contacten in Engeland. Dit werd via een geheime zender getest. Ondertussen hadden ze een andere route ontdekt waar alleen vliegers over heen gingen. (Later bleek dit dezelfde lijn te zijn).
De gene die deze route leidde was “the Chief”, Oncko en George noemden hem “de Turk” (vanwege zijn Zuid Europees uiterlijk). Eerst werden ze opgehaald om naar een huis gebracht te worden in Brussel waar ze door de Chief opgehaald zouden worden voor vertrek. In het huis in Brussel kwamen ze twee Engelssprekenden tegen, Lt. Mc Keegan (eerder genoemd) en Lt. Jones die zeiden dat s ’ochtends een transport met vliegers was vertrokken en dat zij te veel waren en over waren gebleven. Ze wachten op het volgende transport. Dat duurde enkele dagen.
De zaterdag daarop werden ze door de Chief in gedeelten naar de trein gebracht, waar ze besproken plaatsen hadden. Oncko en George gingen echter na een poosje in de gang staan “daar de zenuwspanning haast te groot was”. Negen mensen die geen Frans spraken op vijandelijk gebied”. Verschillende mensen viel dat op. George rookte de ene sigaret na de andere. In Charleville (N-Frankrijk, net over de grens) moesten ze overstappen op de trein naar Parijs. Daar moesten ze een uur op de aansluiting naar Parijs wachten. De begeleider zei dat ze het station zouden uitgaan om te eten. Ze zouden dan door een andere “passeur” worden begeleid. Die bracht hen naar een leeg huis. Hier werden ze op de tweede etage overvallen door de S.D. met tommy guns. Het was zaterdagmidag half drie.
Op dinsdag werden George en Oncko naar Saarbrücken gebracht. (aldus het verslag van Oncko in juni 1945 als hij net terug komt uit concentratiekamp Sachsenhausen).
Toen hij werd weggeleid door de Gestapo gaf George zijn gouden ring aan Lt. Mc Keegan, hij dacht namelijk dat hij gelijk geëxecuteerd zou worden. Mc Keegan nam later ook contact op met de ouders van George en gaf een gelijkluidend relaas.
Saarbrücken
Oncko en George zaten 46 weken met elkaar in Saarbrücken gevangen (“sonderform, einselhaft, ohne begunstigung”, met het plakaat “halsmisdadigers”op de celdeur). Dat hield in: speciale bewaking, apart wandelen, niet naar de kerk, niet scheren zonder bewaking. Oncko en George zaten zes cellen van elkaar af en de gevangenisautoriteiten hadden opdracht om de twee streng gescheiden te houden. Niet gezamenlijk baden, wandelen etc. Oncko moest langs zijn cel lopen om naar buiten te komen. George had echter een potlood gekregen / geregeld en schreef op een papiertje wat Oncko moest zeggen bij verhoor. Op maandag 21 oktober werden ze voor het eerst verhoord. Toevalligerwijs hadden ze de zaterdag daarvoor een invaller wachtmeester op de gang die ze gezamenlijk liet baden, waardoor ze met elkaar konden afspreken wat te zeggen bij verhoor. George werd s' morgens de hele ochtend verhoord, Oncko de hele middag. “mijn verhoor was natuurlijk zwaarder daar ze mij verhoorden met het papier van George in de hand en daar allerlei strikvragen uit trachten te concluderen. Ik maakte maar één fout, waar George zich danig over opwond, maar wat goed uitgevallen is. Ze begrepen niet dat George en ik niet gelijk in België waren aangekomen en in Nederland elkaar maar eenmaal hadden gezien. “Ik was namelijk ondergedoken in Amsterdam”. In november kwam een luitenant van de Gestapo uit Brussel om te kijken of ik of George de verbindingsmensen waren geweest tussen België en Holland. "Dit verhoor was aanzienlijk onaangenamer daar deze man alles over ons wist” George speelde hoog spel. De Gestapo vertelde dat hij over twee dagen terug zou komen maar is verder nooit meer geweest."
Honger oedeem
“Toen we in Saarbrücken in maart of april 1944 gewogen werden, wogen we allebei nog maar 59 kilo“ aldus Oncko. George gaf aan dat hij “water in zijn knieën had en hij het aan zijn hart had”, verschijnselen van honger oedeem.
In 1944 werd Saarbrücken gebombardeerd door de Amerikanen. Op 11 mei 1944; ‘s avonds om 7 uur werden vijf voltreffers (een kettingbom) op de gevangenis geworpen. Oncko: “Het was net voor het eten, George zat te lezen toen het gebeurde en zat ongeveer 30 meter van de inslag. Twee vleugels werden zwaar beschadigd, de onze had toevallig niets”. Alle cellen werden opengegooid. Oncko rende naar George zijn cel maar hij was al weg stond in het puin en zei Oncko dat dat het immoreel was te vluchtten, omdat er mensen onder het puin lagen te gillen. George en Oncko hebben er twee Polen uit het puin gegraven.
De bombardementen hielden aan. Op een dag toen Saarbrücken wederom hevig gebombardeerd werd en het personeel in de schuilkelders ging heeft een Pool George zijn celdeur opengemaakt. Hij ging direct naar de cel van Oncko en ze hebben geprobeerd te vluchten, George had zijn burgerkleren aan, Oncko zijn gevangenis kleren. George gaf zijn jas aan Oncko om niet op te vallen, ze kwamen tot buiten de muur totdat de directeur voor ze stond met getrokken pistool. “We hebben ons eruit gepraat door te zeggen dat we naar de schuilkelder zochten”.
Dachau
Eind juli 1944 gaat Oncko naar Sachsenhaussen (bij Berlijn) George zit nog een paar maanden extra in Saarbrücken, waar hij erg verzwakt. In november 1944 gaat hij naar Dachau.
George kwam op 25 november 1944 al ziek aan in Dachau. Hij werd in een quarantaine barak (blok 17) geplaatst. Aldus het verslag van een Fransman Arnold Jaeger die met zijn ouders correspondeerde.
Na het quarantaine blok werd hij later overgebracht naar blok 23. Daar verloor Arnold hem uit het oog omdat hij –zoals velen – besmet werd met tyfus. Doordat hij al verzwakt was kwam hij de tyfusbesmetting niet meer te boven. Hij stierf 9 februari 1945. Op 17 april werd Dachau bevrijd.
De bevestiging van George dood kregen zijnouders pas maanden na de oorlog.
De overlijdensakte van het kamp Dachau werd op 9 oktober 1945 door het Amerikaanse War Department naar Josua en Beca gestuurd:
“Hereby it is certified that the former prisoner of the concentration camp Dachau Mr. Maduro George, born 15 July 1916 at Curaçao, arrived in Dachau 25 November 1944, ex prisoner nr. 133401, died 9 February 45 and was cremated in the crematorium of the camp".
De vader van George had samen met de vader van Ernest Cohen Henriquez (J. Cohen Henriquez) op 4 september 1942 een verzoekschrift aan de Koningin gestuurd om de uitwisseling te bewerkstelligen tussen George en Ernest tegen een aantal op Bonaire geïnterneerde Duitsers. Hierop is de Nederlandse regering niet ingegaan, hoewel de Duitse autoriteiten daarin wel interesse toonden, aldus de Zweedse diplomaten die namens zijn ouders bemiddelden:
“The question had been brought up about an exchange of Germans interned in Curaçao against Curaçao-Dutchmen and the German authorities have declared their willingness in principle to liberate your son in connection with the proposed exchange, which is still the object of study”.
Ter nagedachtenis aan hun zoon hebben Beca en Josua het startkapitaal gedoneerd om de miniatuurstad Madurodam op te zetten. Het werd naar hun zoon George vernoemd.
Deze tekst mag alleen worden overgenomen met vermelding van de bron: Nationaal Archief Curaçao.
In 2016 werd een uitgebreide biografie met heel veel nieuwe informatie en details over George Maduro gepubliceerd door auteur Katleen Brandt-Carey. Het boek is uitgegeven door Spectrum.